Toen ik jaren geleden begon op een universiteit moest ik heel erg wennen aan de academische manier van communiceren. Na jaren als student in debatkringen te hebben verkeerd en daarna bij een adviesbureau te hebben gewerkt, was de vaste vorm en onopgesmukte manier van spreken, presenteren en schrijven een kleine schok.
Ik snap de reden. Het is je taak in de wetenschap om betrouwbare kennis over de wereld te vergaren door middel van systematisch onderzoek. En dan kan het voelen dat vrijere vormen en het opleuken van teksten de “naakte waarheid” juist verstopt. Maar daardoor kwam ik vaak artikelen tegen die onleesbaar waren, presentaties die slaapverwekkend waren en posters die vooral een brij van woorden en getallen waren.
Het kleine beetje rebelse dat ik in me heb kwam bij mij naar boven toen ik op een bepaald moment een poster wilde maken. Ik had bedacht om het belangrijkste erop te zetten, namelijk de aanleiding, de conclusie en de geweldig mooie grafiek die ik had gemaakt. Onderaan had ik toegevoegd “methoden en data staan uitgebreid beschreven op de achterkant van de handout”. Want een stapel geprinte versies had iedereen altijd bij zich.
Maar ik werd teruggefloten. “Alles moet op de poster staan”.
Waarom eigenlijk?
In een eerdere blog had ik het al een keer over de noodzaak om goed na te denken over de denkvoorsprong die je hebt op je publiek.
Een goede anekdote, een grap, een leuk plaatje. Het kan allemaal helpen om je publiek bij je te houden en te zorgen dat zij je verhaal volgen. In elk vakgebied zijn er wel wetenschappers die het wel kunnen. Ze doen op een geweldige manier hun verhaal, waar naar geluisterd wordt. Zolang ze de inhoud maar centraal zetten.
Een drietal tips voor een betere presentatie in academische setting:
- Begin met de inhoud;
- Probeer iets “anders” te doen; en
- Oefen klein.
Begin met de inhoud
De inhoud is voor wetenschappelijke communicatie het allerbelangrijkste. Daar begint het mee. Zorg dat je heel duidelijk voor jezelf de kernboodschap hebt. Schrijf die op voor jezelf, zodat je regelmatig kan terugverwijzen. Want ik heb veel artikelen gelezen, die volgens de “wetten van de vorm” klopten, maar waar ik aan het einde niet weet waar het nu om ging. Deze schrijvers hebben het formulier ingevuld, geen artikel geschreven.
Wat je niet moet doen is beginnen met een slide deck in powerpoint te maken. Tenzij je expliciet jezelf daarna er van weet los te maken, hebben mensen de neiging om de powerpoint het verhaal te maken. Terwijl de slides je verhaal moet ondersteunen. Het is niet je verhaal, het is de stellage waarbinnen je het verhaal verteld.
Durf ook keuzes te maken. Ja, het kan best zijn dat jij twee maanden bezig bent geweest met data opschonen, maar meer dan een zin hoeft daar niet aan gewijd te worden. Hoe groot het ook is voor jou, voor het publiek is het een technisch detail. Bekijk dus alles dat je vertelt of je dat doet omdat jij het belangrijk vindt, of omdat het publiek het nodig heeft om de resultaten te duiden.
Mensen hebben ook de neiging om extra moeilijke woorden te gebruiken. Daarmee denken ze slimmer over te komen. Of op z’n minst proberen ze te laten zien dat zij ook in “het wereldje” thuishoren. Jargon als toegangsbewijs. Als het niet nodig is voor de inhoud: weglaten.
Probeer iets “anders” te doen
Om gelezen, gehoord of gezien te worden moet je opvallen. Veel academische artikelen hebben daarom al “leuke” titels. Mijn proefschrift staat er vol mee: “The Road not Taken” (aanzienlijk minder mensen dan ik had gehoopt snapten dat dit een verwijzing naar een gedicht was), “Largely ignored” en “Crossing borders”.
Dat is een leuk begin, maar je hebt vaak wat meer nodig. Een persoonlijke favoriet, vanwege de briljante opzet en conclusie, gaat over het Beatles nummer “When I’m 64”: door naar dat nummer te luisteren wordt je eigen ervaren leeftijd lager (Nee, echt waar: statistisch significant enzo).
Simmons, J. P., Nelson, L. D., & Simonsohn, U. (2011). False-positive psychology: Undisclosed flexibility in data collection and analysis allows presenting anything as significant. Psychological Science, 22(11), 1359–1366.
Mooie plaatjes helpen altijd, zeker bij een presentatie. Grafieken zijn meer dan alleen “data in visuele vorm”, daar kan zo veel meer mee. Lees bijvoorbeeld eens het boek “Data Visualisation” van Andy Kirk.
Neem de tijd om een analogie te vinden om een groot concept te vertellen. Ik heb ooit data synthese (het combineren en analyseren van diverse databronnen) uitgelegd met de Boeddhistische parabel van de blinde mannen en een olifant.
Of gooi er een grap in. Ik ben er van overtuigd dat een prijs voor de beste presentatie die ik ooit heb ontvangen vooral te danken is aan 1 foto van een breed glimlachende, met yoghurt besmeurde dochter.
Je hebt maar beperkt tijd en ruimte. Maximaal 5,000 woorden. Maximaal 10 minuten, plus vragen. Maximaal 1 A0 poster. Daar moet je de aandacht mee pakken, en vasthouden.
Oefen klein
Veel academici kiezen voor het vak omdat ze graag met die inhoud bezig zijn. Maar een minderheid vind het leuk om college te geven, presentaties te doen, of op een andere manier “weg” te komen van het bureau. Terwijl dat een essentieel onderdeel is van het academische leven. Je wil niet alleen kennis vergaren, maar die moet ook de wereld in.
En hoe moeilijk dat ook is, het kan beter. Door goede begeleiding, maar vooral door het vaker te doen. Schrik dus niet terug voor een lunchlezing: alle mensen daar zijn ook ooit begonnen waar jij was. Ze eten je niet op. Geef je presentatie eventueel aan je kamergenoot en ontvang feedback. Gebruik die feedback.
Academische communicatie kan een stuk beter. Dus wetenschappers: bevrijd je van de academische conventies. Als je tenminste gehoord wil worden.
Pepijn Vemer