Categorieën
blog

Wetenschapper: bevrijd je van de academische stijl!

Toen ik jaren geleden begon op een universiteit moest ik heel erg wennen aan de academische manier van communiceren. Na jaren als student in debatkringen te hebben verkeerd en daarna bij een adviesbureau te hebben gewerkt, was de vaste vorm en onopgesmukte manier van spreken, presenteren en schrijven een kleine schok.

Ik snap de reden. Het is je taak in de wetenschap om betrouwbare kennis over de wereld te vergaren door middel van systematisch onderzoek. En dan kan het voelen dat vrijere vormen en het opleuken van teksten de “naakte waarheid” juist verstopt. Maar daardoor kwam ik vaak artikelen tegen die onleesbaar waren, presentaties die slaapverwekkend waren en posters die vooral een brij van woorden en getallen waren.

Het kleine beetje rebelse dat ik in me heb kwam bij mij naar boven toen ik op een bepaald moment een poster wilde maken. Ik had bedacht om het belangrijkste erop te zetten, namelijk de aanleiding, de conclusie en de geweldig mooie grafiek die ik had gemaakt. Onderaan had ik toegevoegd “methoden en data staan uitgebreid beschreven op de achterkant van de handout”. Want een stapel geprinte versies had iedereen altijd bij zich.

Maar ik werd teruggefloten. “Alles moet op de poster staan”.

Waarom eigenlijk?

In een eerdere blog had ik het al een keer over de noodzaak om goed na te denken over de denkvoorsprong die je hebt op je publiek.

Een goede anekdote, een grap, een leuk plaatje. Het kan allemaal helpen om je publiek bij je te houden en te zorgen dat zij je verhaal volgen. In elk vakgebied zijn er wel wetenschappers die het wel kunnen. Ze doen op een geweldige manier hun verhaal, waar naar geluisterd wordt. Zolang ze de inhoud maar centraal zetten.

Een drietal tips voor een betere presentatie in academische setting:

  • Begin met de inhoud;
  • Probeer iets “anders” te doen; en
  • Oefen klein.

Begin met de inhoud

De inhoud is voor wetenschappelijke communicatie het allerbelangrijkste. Daar begint het mee. Zorg dat je heel duidelijk voor jezelf de kernboodschap hebt. Schrijf die op voor jezelf, zodat je regelmatig kan terugverwijzen. Want ik heb veel artikelen gelezen, die volgens de “wetten van de vorm” klopten, maar waar ik aan het einde niet weet waar het nu om ging. Deze schrijvers hebben het formulier ingevuld, geen artikel geschreven.

Wat je niet moet doen is beginnen met een slide deck in powerpoint te maken. Tenzij je expliciet jezelf daarna er van weet los te maken, hebben mensen de neiging om de powerpoint het verhaal te maken. Terwijl de slides je verhaal moet ondersteunen. Het is niet je verhaal, het is de stellage waarbinnen je het verhaal verteld.

Durf ook keuzes te maken. Ja, het kan best zijn dat jij twee maanden bezig bent geweest met data opschonen, maar meer dan een zin hoeft daar niet aan gewijd te worden. Hoe groot het ook is voor jou, voor het publiek is het een technisch detail. Bekijk dus alles dat je vertelt of je dat doet omdat jij het belangrijk vindt, of omdat het publiek het nodig heeft om de resultaten te duiden.

Mensen hebben ook de neiging om extra moeilijke woorden te gebruiken. Daarmee denken ze slimmer over te komen. Of op z’n minst proberen ze te laten zien dat zij ook in “het wereldje” thuishoren. Jargon als toegangsbewijs. Als het niet nodig is voor de inhoud: weglaten.

Probeer iets “anders” te doen

Om gelezen, gehoord of gezien te worden moet je opvallen. Veel academische artikelen hebben daarom al “leuke” titels. Mijn proefschrift staat er vol mee: “The Road not Taken” (aanzienlijk minder mensen dan ik had gehoopt snapten dat dit een verwijzing naar een gedicht was), “Largely ignored” en “Crossing borders”.

Dat is een leuk begin, maar je hebt vaak wat meer nodig. Een persoonlijke favoriet, vanwege de briljante opzet en conclusie, gaat over het Beatles nummer “When I’m 64”: door naar dat nummer te luisteren wordt je eigen ervaren leeftijd lager (Nee, echt waar: statistisch significant enzo).

Simmons, J. P., Nelson, L. D., & Simonsohn, U. (2011). False-positive psychology: Undisclosed flexibility in data collection and analysis allows presenting anything as significant. Psychological Science, 22(11), 1359–1366.

Mooie plaatjes helpen altijd, zeker bij een presentatie. Grafieken zijn meer dan alleen “data in visuele vorm”, daar kan zo veel meer mee. Lees bijvoorbeeld eens het boek “Data Visualisation” van Andy Kirk.

Neem de tijd om een analogie te vinden om een groot concept te vertellen. Ik heb ooit data synthese (het combineren en analyseren van diverse databronnen) uitgelegd met de Boeddhistische parabel van de blinde mannen en een olifant.

Of gooi er een grap in. Ik ben er van overtuigd dat een prijs voor de beste presentatie die ik ooit heb ontvangen vooral te danken is aan 1 foto van een breed glimlachende, met yoghurt besmeurde dochter.

Je hebt maar beperkt tijd en ruimte. Maximaal 5,000 woorden. Maximaal 10 minuten, plus vragen. Maximaal 1 A0 poster. Daar moet je de aandacht mee pakken, en vasthouden.

Oefen klein

Veel academici kiezen voor het vak omdat ze graag met die inhoud bezig zijn. Maar een minderheid vind het leuk om college te geven, presentaties te doen, of op een andere manier “weg” te komen van het bureau. Terwijl dat een essentieel onderdeel is van het academische leven. Je wil niet alleen kennis vergaren, maar die moet ook de wereld in.

En hoe moeilijk dat ook is, het kan beter. Door goede begeleiding, maar vooral door het vaker te doen. Schrik dus niet terug voor een lunchlezing: alle mensen daar zijn ook ooit begonnen waar jij was. Ze eten je niet op. Geef je presentatie eventueel aan je kamergenoot en ontvang feedback. Gebruik die feedback.

Academische communicatie kan een stuk beter. Dus wetenschappers: bevrijd je van de academische conventies. Als je tenminste gehoord wil worden.

Pepijn Vemer

Categorieën
blog

Gapen als overtuigingstechniek

Overtuigen is in essentie heel simpel: je trekt de aandacht, daarna zorg je dat je publiek je boodschap begrijpt, en daarna doe je er alles aan dat je publiek hem accepteert. In de praktijk is het natuurlijk een stuk lastiger, maar in principe is dit het schema. Mijn interesse werd dan ook gewekt toen ik de term “shock and yawn” hoorde, waarbij het juist de bedoeling is om te overtuigen door aandacht en begrip te verminderen. Door je publiek te laten wennen aan steeds heftiger nieuws, krijgt elke volgende stap niet meer de aandacht die het in andere tijden had verdient.

Shock and Awe

De term Shock and Yawn is gebaseerd op Shock and Awe, letterlijk: shockeren en gezag inboezemen. Volgens genootschap Onze Taal is de term in de jaren ’90 bedacht door oorlogstheoretici, waarmee ze een massabombardement bedoelen dat zo groot is dat het in één klap het moreel van de vijand breekt, door massaal angst en ontzag in te boezemen. De aanval op Hiroshima en Nagasaki in 1945 is een voorbeeld.

In de communicatie kom je de term nog wel eens tegen binnen marketing of PR (public relations). Door expres controverse in te zetten, of door een verrassende aanpak, probeer je op te vallen binnen het publieke domein, en het publiek langer vast te houden dan anderen. Mijn vroegste herinnering aan een dergelijke campagne is United Colors of Benetton begin jaren 90, met verwijzingen naar de AIDS-crisis. Bij de opening van het Groninger Museum in 1994 werden expres Piss Christ en “die plasseksfoto” van Andres Serrano op posters gezet. Wat je ook van de foto’s vindt: het was wel effectief om het nieuwe museum meteen op de kaart te zetten.

Tot zover het standaardschema aandacht-begrijpen-accepteren. Maar dan volgepompt met anabole steroïden.

Shock and yawn

De term Shock and Yawn hoorde ik toen iemand praatte over het huidige nieuws in de Verenigde Staten. Vanuit de regering gaat men steeds een stapje verder over een grens, om het vorige item al weer te doen vergeten. Je bent net bekomen van het vorige nieuwsitem, en het volgende dient zich al weer aan. Wie houdt zich bezig met de Epstein Files, als je je druk moet maken over invoertarieven? Waarom vragen stellen over invoertarieven, als er een “historisch bezoek” is? Wie heeft er tijd om uit de doeken te doen dat het bezoek feitelijk een fiasco was, als er net een aanval is op een vermeende drugsboot? Waarom details vragen over de aanleiding van een aanval op een Venezolaanse vissersboot, als je… Et cetera.

En wie neemt de tijd om vragen te stellen over het betegelen van een groot deel van de oude Rose Garden, over vermeende goedkope prullaria en over de noodzaak tot de bouw van een Ballroom, als je ook aandacht moet geven aan het Israël-Gaza standpunt, aan China, aan de NAVO?

Het doel van Shock and Yawn is mensen zo vaak van onderwerp naar onderwerp te sturen dat ze vanzelf ophouden met het te volgen. Het is een techniek die de aandacht expres steeds op een ander nieuwsbericht gooit en daarmee begrip wil verbloemen. Op die manier wil je acceptatie krijgen, omdat men geen tijd of energie heeft om er tegenin te gaan.

Andere politieke strategieën

Shock and Yawn is een uitgebreide variant van een aantal andere politieke communicatiestrategieën. Om te beginnen Take out the Trash Day, die ik leerde kennen door de gelijknamige aflevering van de televisieserie The West Wing. Terwijl er groot nieuws is, snel ander slecht nieuws naar buiten brengen, omdat het dan begraven wordt onder “het verhaal van de dag”. Of een andere optie: het gebeurt nog wel eens dat iemand vervelend nieuws op vrijdagavond naar buiten brengt, als de zaterdagkranten eigenlijk al klaar liggen om geprint te worden, de late journaals zijn geweest, en een groot deel van Nederland is met andere dingen bezig. Let er maar eens op.

Als je expres ander nieuws naar buiten brengt of zelfs fabriceert, om ander nieuws te verstoppen, noemen ze dat Wag the Dog. Ook deze is beroemd geworden door Hollywood, waarin een oorlog wordt uitgelokt om een presidentieel sex schandaal te verbergen. De film kwam uit vlak voor het Clinton schandaal, meteen gevolgd door een bombardement in Soedan. De speculaties en vergelijkingen waren niet van de lucht.

Nog een stapje verder is Flood the Zone, waarbij je niet één groot item gebruikt om ander nieuws te verdrinken, maar een massale grote uitstorting van nieuwsberichten. We zagen dit bijvoorbeeld na MH17, waarna er vanuit Rusland niet allen werd ontkend dat zij verantwoordelijk waren, maar er werden meteen honderden alternatieve verklaringen geproduceerd en gedeeld, waardoor de aandacht werd afgeleid van het narratief dat wij hier in het Westen hadden.

En als je Flood the Zone dan consequent, weken achter elkaar, blijft doorzetten, wordt het Shock and Yawn. Een bewuste strategie om het publiek zo murw te beuken dat ze geen aandacht meer hebben voor wat ze vroeger schokkend zouden vinden.

Pepijn Vemer

Categorieën
blog

Albert en Aboutaleb; Dilan en Timmermans

Afgelopen weekend kwam ik dit bericht tegen, waarin onder meer werd gewezen op het gebruik van de achternaam van Ahmed Aboutaleb, oud-burgemeester van Rotterdam, terwijl in de berichtgeving van RTL “onze Albert” Verlinde met de voornaam werd aangeduid. Sahar Noor heeft het denk ik terecht over het creëren van afstand en onbewust uitsluiten.

Aan de andere kant wordt er nu al een paar keer gewezen door verslaggever Marleen de Rooy in podcast De Stemming dat Dilan Yeşilgöz heel vaak bij de voornaam wordt aangeduid, terwijl de “mannen bij de lijsttrekkers” bij de achternaam worden genoemd. “Wilders, Timmermans en Dilan”. Het was me al eerder opgevallen, maar had het nooit zo duidelijk verwoord gekregen, en Sahar Noor en Marleen de Rooy verdienen daar de complimenten voor.

Een ander beroemd voorbeeld dat Joost Vullings er tegenin bracht was Femke Halsema, die vaak Femke werd genoemd. Dat zou wellicht anders kunnen zijn, omdat zij daar zelf op aandrong, ook binnen de eigen partij, en omdat dit bij het beeld paste dat zij van zichzelf had en dat ze wilde uitstralen. Maar als men het dan zou hebben over “Cohen, Pechtold en Femke”, kan dat haar geloofwaardigheid naar buiten toe ondermijnen.

Het gebruik van een voornaam is intiem, dichtbij. De achternaam is vaak wat professioneler, maar ook afstandelijker. Je moet dus goed nadenken welke van de twee je wanneer gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan de “Beste Els” affaire, waarmee Frits Bolkestein met persoonlijke brieven probeerde het beleid van Minister Borst probeerde te beïnvloeden. ”Ik kan mijn taak als fractievoorzitter van de VVD prima scheiden van de rol als commissaris van MSD.”

Je moet echt gaan opletten als er in een groep mensen sommigen met de voornaam, en anderen met de achternaam worden aangeduid. Daar schuilt altijd iets achter. Het kan een natuurlijk een koosnaampje zijn (“Van Binsbergen!”), maar vaak is het (onbewust) vervelender.

Een ander voorbeeld. Ik ben groot fan van “No such thing as a fish”. Four QI-elves, mensen die achter de schermen het leuke BBC programma QI/Quite Interesting voorbereiden, delen elke week hun “four favourite facts”. Een tijd geleden ben ik oude afleveringen aan het luisteren. Wat schetst mijn verbazing toen bleek, dat de drie mannen consequent werden aangeduid als “Dan, “James”, en “Andy”, terwijl Anna steeds werd aangekondigd als “Ptaszynski”. Gelukkig is er tussen de oude afleveringen (ik ben nu bij zeven jaar geleden) en toen ik twee jaar geleden begon met nieuwe afleveringen, blijkbaar iets veranderd. En zijn de vier partners gelijkwaardig, ook in de aankondiging.

Helemaal erg werd het tijdens een congres waar ik ooit bij een sessie zat. Grote zaal, ongeveer 1.000 man publiek. De moderator riep de verschillende panelleden het podium op, en vroeg het laatste panellid, “hoe wilt u aangeduid worden? Mejuffrouw of Mevrouw?”/”How do I address you? Miss or mrs?”.

Nu vind ik sowieso dat moderatoren en dagvoorzitters met pek en veren moeten worden afgevoerd als ze niet vooraf de namen hebben leren uitspreken van de mensen op het podium, of even hebben besproken hoe ze geïntroduceerd willen worden. Het kost je een paar minuten. Als je zelfs dat niet kan, wat doe je op het podium?

Maar de doodsteek die deze man kreeg, gevolgd door hoongelach uit het publiek en een gezicht waaruit alle bloed was weggetrokken, was voor mij in ieder geval iets van voldoening.

Met een ijzige blik keek ze hem recht in het gezicht aan, en zei “Doctor”.

Categorieën
blog

“Make it so”

Afgelopen maandag was het Star Trek Day: de dag dat 59 jaar geleden de eerste aflevering van Star Trek werd uitgezonden. Ik kan veel zeggen over mijn liefde voor Science Fiction, en voor Star Trek in het bijzonder. Laat ik het voor nu vooral houden op het hoopvolle beeld dat de serie geeft van de toekomst: de mens heeft het voor elkaar gekregen om op aarde discriminatie, armoede en ziekte uit te bannen.

Het bijna archetypische beeld van de “morele en goede mens” moet wel bijna Jean-Luc Picard zijn, “mijn” kapitein. Als kind van de jaren ’70 was The Next Generation mijn eerste aanraking met Star Trek en nog steeds een grote liefde.

Over Picard wordt in de serie veel gezegd: humanist, diplomaat, leider. Ik kan hem eindeloos quoten, en dat moet ik misschien maar eens doen de komende dagen.

Maar waar ik maandag vooral aan moest denken, is hoe de acteur achter Picard op zijn eigen manier moreel leiderschap vertoond. Hij is een uitgesproken voorstander van gelijke rechten, spreekt zich uit over mensenrechten en tegen huiselijk geweld. En omdat hij weet dat er meer geluisterd wordt naar oude, witte mannen gebruikt hij zijn eigen status.

Vandaar voor vandaag deze foto, die al jaren op mijn telefoon staat. Moge hij een voorbeeld zijn voor ons allemaal. “Make it so.”

#RetorischLeiderschap #Ethiek

#StarTrek #LLAP

Patrick Stewart staat enigzins chagerijnig kijkend op een straat, gekleed in donkere kleding. Hij draagt een plastic tas en een bord. Op het bord: Defend rights for women and girls - Amnesty International"
Caption: People won't listen to you or take you seriously unless you're an old white man, and since I'm an old white man I'm going to use that to help the people who need it."
Categorieën
blog Vijf Wijsheden GR2026

Je overtuigt mensen op gevoel

Wijsheid 5

Wijsheden voor de komende raadsperiode

Ik heb op veel verschillende plekken gewerkt: een universiteit, onderzoeksbureaus van divers formaat, lokale overheid. En overal waren de belangrijkste overtuigingsmiddelen rapporten, artikelen, grafieken. In de retorica noemen we dat Logos, laten we zeggen: het hoofd.

Logos zorgt ervoor dat je publiek jou kan volgen.

Tijdens een eerdere post in deze serie benoemden we al dat dit niet voldoende is. Je moet kunnen bouwen op je kern: jouw eigen normen en waarden en die delen met je publiek. Je moet communiceren in lijn met jouw diepste overtuigingen, en dat overbrengen. In de retorica noemen we dat Êthos, ofwel het hart.

Êthos zorgt ervoor dat je publiek jou wil volgen.

Maar uiteindelijk zijn dat kanten van je verhaal die iedereen weer vergeet als je van het podium afstapt. De geweldige schrijver Maya Angelou zei al:

“I’ve learned that people will forget what you said, people will forget what you did, but people will never forget how you made them feel”.

In de retorica noemen we dat Pathos, de (onder)buik. Pathos zorgt ervoor dat je publiek jou wil volgen.

De emotionele kant van communicatie laat zich niet makkelijk in regels vangen. Daar is het emotie voor. Complimenten geven om het publiek zich te laten voelen werkt tijdens de jaarlijkse vrijwilligersbarbecue, maar minder als je een rechtbank toespreekt. Woede oproepen werkt in heel goed in een politieke speech (daarom wordt het zoveel gebruikt) en roept op tot actie. Maar het is misschien een minder handige emotie als je daarna een positief verhaal wil delen.

Maar er zijn wel een paar handreikingen, die een kandidaatwethouder in het hoofd, hart en de buik moet opslaan:

  • Bondigheid: samenvatting van de belangrijkste punten;
  • Gepastheid: emoties horend bij de gelegenheid;
  • Emoties: ervaringen en verwachtingen; en
  • Call-to-action: benoemen van de volgende stap.

Bondigheid

Emotioneel raken doe je vaak aan het einde van je toespraak. Een goed gebruik is om je slot te beginnen met een duidelijke, bondige samenvatting van de belangrijkste punten. Dit zorgt dat het publiek weer mentaal op hetzelfde punt is als de spreker. Je kan een publiek niet emotioneel raken als ze nog aan het nadenken zijn over punten die eerder zijn

Uiteraard kies je voor de belangrijkste punten die overeen komen met het verhaal dat jij wil vertellen. Het is goed als je in jouw verhaal de negatieve punten benoemt, maar in je samenvatting kan dat wegblijven.

Dat betekent dus ook dat de samenvatting niet alleen bondig moet zijn, maar vooral ook goed en goed gestructureerd. Zorg daarbij dat je dezelfde volgorde aanhoudt als de rest van je verhaal. Want anders raakt het publiek de weg alsnog kwijt.

Gepastheid

Bij alles dat gezegd wordt, is gepastheid van het grootste belang: het kiezen van de juiste toon, stijl en inhoud. En dat zijn keuzes waar over nagedacht moet worden voor zowel het publiek, de locatie en de gelegenheid. Daar moet je dus vooraf over nadenken.

Kan ik hier langzaam of snel spreken? Hoe diep kan ik gaan in mijn argumentatie? Moet ik professioneel en afstandelijk overkomen, of juist een vriendelijke en intieme sfeer creëren? En welke emoties horen hier wel en niet thuis?

Hoe veel slecht vallende grappen zouden niet voorkomen kunnen worden als er even over de gelegenheid was nagedacht?

Emoties

Als je hebt gezocht naar de juiste emoties, moet je die nog aanspreken. Dat kan natuurlijk door de emoties vóór te leven, en het publiek hierin meetrekken. Een grotere kans op succes is als je weet waar de emoties van je publiek vandaan komen: uit ervaringen uit het verleden, en verwachtingen over de toekomst.

Wil je blijdschap aanzetten, dan vertel je over een vrolijke gebeurtenis die je publiek bekend voorkomt, of over het mooie plan dat we samen gaan ontwikkelen. Wil je juist een negatieve emotie benadrukken, dan herhaal je juist een vervelende gebeurtenis, of vertel je wat er gaat gebeuren als men jou niet volgt.

Call-to-action

Zelf merk ik dat de meest effectieve manier om iemand een emotie daadwerkelijk te laten doorvoelen, deze persoon ook meteen een manier te geven om de emotie te uiten. Pas dan wordt de emotie geïnternaliseerd. Dat doe je door je publiek een handelingsperspectief te geven. Je benoemt (en eventueel onderbouwt) een volgende stap, of natuurlijk stappen, die het publiek kan nemen.

“Wordt lid!”

“Sluit je aan!”

“I know that everyone here will soon be marching over to the Capitol building to peacefully and patriotically make your voices heard.”

Conclusie

We hebben in de afgelopen vijf weken een aantal wijsheden voor kandidaatwethouders gedeeld. Door deze toe te passen is ook jouw kans op een succesvolle campagne vergroot, en kan jij ook een productieve periode als lokaal bestuurder hebben.

Nog maar één stap te gaan: meld je aan voor ons Atelier “Versterk je Politieke Impact”, speciaal voor wethouderskandidaten!


Deze post is onderdeel van de reeks Wijsheden voor de komende raadsperiode, communicatie en ethisch leiderschap voor wethouders

Goed voorbereiden op je wethouderschap?
Kom op 23 of 25 september naar ons Atelier “Versterk je Politieke Impact”, speciaal voor wethouderskandidaten.
Opgeven via info@retorischleiderschap.nl.
De kosten van € 395 worden voor huidige raadsleden vaak vergoed vanuit het fractiebudget. Neem daarvoor contact op met je griffier.

Categorieën
blog

Coalitievoorkeuren

Het circus is weer op de wagen: we gaan als land langzaam in de campagnestand. Partijen balanceren tussen hard campagnevoeren en toch proberen elkaar niet al te hard af te vallen “want in Nederland moeten we met elkaar verder”. Aangemoedigd door talkshows die lijsttrekkers een dikke stift in de hand geven en vragen om de zetelverdeling te voorspellen. Verleid tot een antwoord door continue vragen over poppetjes en “wie met wie en wie niet met wie”. Partijen zullen zich proberen te onderscheiden van de ander, en tegelijk de kans op kabinetsdeelname te vergroten.

Overwegingen vanuit de retorica

Even los van de politieke overwegingen om het wel of niet te doen, vroeg ik mij afgelopen dagen af wat nu de overwegingen vanuit de retorica zijn om je coalitievoorkeur wel of niet expliciet te maken. Dat is van belang voor de komende nationale verkiezingen, maar in maart zijn er ook lokale verkiezingen en ook daar speelt de overweging. Je kiest in Nederland tenslotte niet een premier, een regering, of een wethoudersploeg, maar een partij.

Of beter (en daar ben ik sowieso voorstander van) een kandidaat-volksvertegenwoordiger. En die gekozen volksvertegenwoordigers gaan dan samen een meerderheid vormen.

Omdat we op deze manier stemmen, is het handig om vooraf te weten wat de voorkeuren zijn voor samenwerking. Of in ieder geval welke overwegingen meespelen. Vanuit onze definitie van retorisch leiderschap -het gebruik van retorische middelen om het gedrag van anderen te beïnvloeden om een gezamenlijk doel voor elkaar te krijgen- kwam ik uit op het begrip identificatie.

Uiteraard is het een goed idee dat de kiezer weet waar de mogelijke samenwerking ligt. Het openstellen van de PVV door de VVD vorige verkiezingen had direct gevolgen voor de stemmer. “Ik wil met Pieter”, was een prettig duidelijke uitspraak. En de tweestrijd tussen VVD en PvdA bespreken we na 13 jaar nog steeds, net als de collectieve whiplash toen Rutte en Samsom ineens boezemvrienden werden.

Hoe speelt hier dan identificatie mee? Het is het helpen van een groep om zich te definiëren als een gemeenschap, met gedeelde waarden, belangen en problemen. En, heel belangrijk, ze is in staat om gezamenlijk actie te ondernemen. Omdat iedereen meerdere identiteiten heeft, werkt identificatie door het benadrukken van dat deel van de (gedeelde) identiteit die het meest prominent is op dat moment. Identificatie staat centraal in retorisch leiderschap, meer nog dan overtuigen.

Voor en na de verkiezingen

Voor de verkiezingen is de gemeenschap de mensen die op jou (kunnen) stemmen. Jij als politicus vertelt welke waarden en belangen ze met elkaar en met jou delen. Je laat zien welke problemen we gezamenlijk ondervinden en geeft ze meteen de oplossing: op jou stemmen. Omdat het handig is om definitie aan te brengen, geef je een onderscheid tussen “wij” en “zij”; een “zij” met andere waarden en belangen.

Na de verkiezingen is de gemeenschap, als je tenminste in een coalitie stapt, alle inwoners van jouw gemeente, provincie of land. Immers, je bent nu een vertegenwoordiger van meer dan alleen jouw stemmers. Je gaat met je coalitiepartners op zoek naar de gedeelde waarden en belangen, en deelt dit met de inwoners. Je pakt de problemen aan en werkt aan de oplossingen.

Dat is een draai die soms zeer kan doen. Of in ieder geval lastig uit te leggen is. Retorica is altijd een balans. Er is niet één oplossing die altijd werkt. Misschien is een richting wel dat je wegblijft uit een vaste keuze, maar dat je wel je overwegingen openbaar maakt. Waar wil je de nadruk op leggen, welke thema’s zijn van het grootste belang? Al snap ik dat dit vanuit onderhandelingsoogpunt niet altijd handig is, en ook dat journalisten je hier niet zomaar mee weg laten komen.

Een andere denkrichting is dat je niet voor de verkiezingen niet te ver moet gaan in wat voor dat moment verstandig is. Voor de verkiezingen heb je baat erbij om te simplificeren, om duidelijkheid te geven en een grens tussen “wij” en “zij” aan te geven. Om tribalisme aan te wakkeren, en te laten zien dat jij “de oplossing” hebt. En hoe meer je dat doet vooraf, hoe harder je in de ankers moet na de verkiezingen. Zoals ik ooit ergens las: “hoe sneller je wilt draaien, hoe langzamer je moet gaan”. Een beetje de snelheid eruit vooraf, helpt achteraf.

Wat in mijn ogen niet blijkt te werken is de retorische truc “ik sluit de partij uit, maar niet de kiezers” of varianten daarop. Omdat kiezers nu eenmaal een keuze hebben gemaakt -en zich dus voor in ieder geval dat moment hebben geïdentificeerd met die partij- is er geen onderscheid tussen partij en kiezer.

Er zijn de afgelopen jaren diverse politiek leiders geweest die hebben geprobeerd de draai helemaal niet te maken. Politici die meedoen aan een coalitie, maar toch in de volksvertegenwoordigersrol blijven, “om kleur te geven aan de eigen partij”. Zij hoeven die draai niet te maken, en kunnen zich houden aan de identificatie die ze voor de verkiezingen ook hadden. Denk daarbij aan Bolkenstein in de jaren Kok, aan Wilders met zijn gedoogconstructie in Rutte-I, of de politiek leiders die in de Tweede Kamer bleven zitten tijdens het Kabinet Schoof. Dat is makkelijk vanuit de eigen partij gezien, maar maakt het moeilijker om samen te werken. En het zorgt voor continue campagne, in plaats van gezamenlijk problemen oplossen.

In mijn ogen gaat ook politiek niet over het overtuigen van mensen van jouw gelijk, maar van het vinden van de beste oplossing binnen alle opties. Daarbij werkt identificatie, maar is het net zo belangrijk om soms de grenzen te vervagen tussen “wij” en “zij”. Want uiteindelijk zijn we allemaal “wij”.

Pepijn Vemer

Categorieën
blog Vijf Wijsheden GR2026

Structuur is wel je vriend

Wijsheid 4

Wijsheden voor de komende raadsperiode

“Bordjes zijn altijd goed.”

Elke keer als ons gezin gaat wandelen, is er minimaal één persoon die dit uitroept.

Je weet zeker dat je op het goede pad zit? Mooi: een bordje. Je wordt bevestigd in je kennis.

Je weet eigenlijk niet zo goed waar je bent? Mooi: een bordje. Nu weet je het wel.

Je bent volstrekt verdwaald, ondanks je geweldig mooie kaart, je kompas en je scherp richtingsgevoel?

Mooi: een bordje. Die gaat me helpen om de route weer terug te vinden.

Ik moet hier ook wel eens aan denken als ik de weg kwijt ben in iemands verhaal. Ik doe erg mijn best om te volgen waar het over gaat, en waar het heen gaat. “Concluderend”. Mooi: een bordje. We zijn bijna aan het einde.

Structuur is de bewegwijzering van je verhaal, die er voor zorgt dat jouw publiek jou altijd kan blijven volgen. We schreven al eens dat dat je niet moet overschatten wat je publiek weet. Als spreker heb je een enorme denkvoorsprong, en dus moet je jouw publiek de kans geven om jouw, uiteraard briljante, ideeën mentaal te kunnen verwerken en volgen. Door ze de juiste bewegwijzering te geven, help je ze daarbij.

Welke structuur gebruik je?

Welke structuur je gebruikt is nog niet eens van heel groot belang. Je hebt bijvoorbeeld de Key Point Speech. Je introduceert je verhaal, vertelt welke “key points” je gaat behandelen. Dan vertel je het verhaal, met de key points, je argumenten, anekdotes, redenen, etc. En je eindigt met te vertellen wat je net hebt verteld. Al iets spannender vind ik zelf het Standaargeschillenmodel. Dat is een model dat je mooi in je achterzak kan houden om altijd een gestructureerd verhaal te houden. Het helpt daarbij om je argumenten scherp te krijgen.

Vanuit de klassieke retorica heb je nog een heleboel andere schema’s, zoals de vijf onderdelen van een (juridische) toespraak of de indeling van Hermagoras van Temnos (Ερμαγόρας, 1e eeuw BCE) in zeven stadia. Hoe je het ook doet, het begin, midden en einde van een toespraak hebben allemaal hun eigen bestaansreden.

Het begin is voor het innemen van het publiek in de inleiding. Je publiek moet welwillend, of aandachtig, of geïnteresseerd worden. Denk hierbij terug aan je ethos-mentaliteit. In het midden moet je je publiek informeren. Dit komt ongeveer overeen met Logos als overtuigingsargument. En pathos komt goed tot zijn recht aan het einde, waar je het publiek emotioneel kan raken en eventueel oproepen tot actie.

Lees hier meer over de drie overtuigingsmiddelen ethos, logos en pathos.

In sommige omgevingen, met name in een academische setting, ligt de structuur heel erg vast. Iets als “Introduction – Methods – Results – Discussion – Conclusion”. En je merkt het meteen als iemand afwijkt. Als ze dat op een slechte manier doen, dan ben je een groot deel van je publiek heel snel kwijt. Als je het op een goede manier doet, bijvoorbeeld door je eigen bewegwijzering goed neer te zetten, kan het helpen je verhaal boven de rest te laten uitsteken.

Ik ben ooit een academische presentatie begonnen met de conclusie. Dat is namelijk wat ik wilde dat ze zouden onthouden, en dat heb ik ook letterlijk gezegd.

“Als u één ding onthoud van mijn verhaal aan het eind van dit congres, dan is het dit: …”

En daarbij: ik ben niet zo van de “spoiler warming” als het niet gaat om Sci-Fi.

Bewegwijzering

We begonnen dit verhaal met bewegwijzering. Die kan je natuurlijk heel letterlijk nemen, door dit mooi op slides achter je te projecteren. Maar liever heb ik verbale cues. Deze voelen misschien kinderachtig, en afgezaagd, maar ze helpen wel.

Een simpele

“Ik ga u vandaag drie belangrijke redenen geven, namelijk A, B en C”

en daarna A, B en C rustig uitwerken, doet wonderen. Het publiek weet wat er gaat komen, weet ook hoeveel redenen er komen, en volgen elke stap als een nieuw bordje op weg door jouw toespraak. Zeker als je ze daarna nog even herhaalt. Het letterlijk gebruiken van de volgende voorbeelden helpt ook.

“Nu we de context hebben, laten we dieper ingaan op dit onderwerp.”

“Tot zover het verhaal vanuit dit perspectief, dan ga ik nu verder vanuit een ander perspectief.”

“Concluderend.”

Naast de verbale cues, zijn is er ook niet-verbale cues. En dan vooral de pauzes. Door even rust te houden, kan je publiek het vorige stuk mentaal afsluiten en met jou de volgende stap nemen. Tel rustig in je hoofd tot vijf. Dat voelt voor jou als spreker heel erg lang, maar je publiek zal je dankbaar zijn.

Ik heb ook wel sprekers gezien die, tijdens een pauze in hun verhaal, rustig naar de andere kant van het podium liepen. Even naar een andere plek, in een andere houding, waarmee je het publiek letterlijk meeneemt naar je volgende punt. Het zijn tekenen voor jouw publiek, die -mits je ze gecontroleerd en rustig uitvoert- helpen met je verhaal.

Voorbereiding

Zoals alles bij retorica, is ook structuur afhankelijk van een goede voorbereiding. Als je jouw eigen verhaal niet hebt geordend, dan zal het ook zeker niet helpen voor je publiek. Vandaar het advies om de bovenstaande structuren, de key point speech en het standaardgeschillenmodel, altijd in je achterzak te hebben. Die kan je gebruiken om, ook als de voorbereiding relatief kort is, toch alles goed te ordenen.

Of probeer je ideeën eens langs deze patronen te ordenen.

  • Korte termijn, lange termijn
  • Verleden, heden, toekomst
  • Toename, afname
  • Oorzaak, effect

En als je er dan nog niet bent, dan had Aristoteles 3.000 jaar geleden er al 28. Daar zit voor iedereen wel wat tussen.


Deze post is onderdeel van de reeks Wijsheden voor de komende raadsperiode, communicatie en ethisch leiderschap voor wethouders

Goed voorbereiden op je wethouderschap?
Kom op 23 of 25 september naar ons Atelier “Versterk je Politieke Impact”, speciaal voor wethouderskandidaten.
Opgeven via info@retorischleiderschap.nl.
De kosten van € 395 worden voor huidige raadsleden vaak vergoed vanuit het fractiebudget. Neem daarvoor contact op met je griffier.

Categorieën
blog

Mijn favoriete stijlfiguur: de zelfverbetering

Als men het heeft over stijlfiguren, komen de klassiekers altijd wel naar boven. De drieslag, de alliteratie of het chiasme. Misschien noemt men wel eens de metafoor, hyperbool of de retorische vraag.

Maar mijn favoriete stijlfiguur staat er bijna nooit tussen.

Nee, laat ik het niet mijn favoriete stijlfiguur noemen: het is in mijn ogen het meest effectiéve stijlfiguur.

De correctio, oftewel de zelfverbetering.

Bij een zelfverbetering corrigeert de spreker (of in dit geval ik als schrijver) zichzelf bewust. Daardoor wordt het publiek extra gewezen op wat er gezegd wordt. En daarmee wordt de feitelijke betekenis versterkt. Neem het voorbeeld hierboven: “Nee, laat ik het niet mijn favoriete stijlfiguur noemen”. Door terug te komen op mijn eerdere opmerking, krijgt de volgende bewering, “het meest effectiéve stijlfiguur” alle aandacht.

Een ander voorbeeld, dit keer van Cicero, in de eerste redevoering tegen Catalina:

“Toch leeft hij nog. Leeft hij nog? Sterker, hij komt in de senaat.

Of Hamlet, die zich uitspreekt tegen het huwelijk van zijn moeder met zijn oom, wel erg snel na de dood van zijn vader:

“That it should come to this!

But two months dead – nay, not so much, not two.”

Wat ik zelf wel aardig vind aan de correctio is dat wanneer je dit goed doet, je je publiek een extra duwtje geeft in de aandacht. Vergelijk het met een groep mensen die achter de toergids aanloopt door een kasteel. Men luistert soms maar half, kijkt om zich heen en ziet dingen die de gids niet aanwijst. De gids loopt verkeerd loopt, stopt ineens midden in de gang, en neemt een paar stappen terug. Terwijl de groep de andere gang inloopt, is meteen iedereen weer bij de les.

En de plek waar dit is gebeurt, zal je altijd blijven onthouden als je terugdenkt aan de rondleiding.

En dat kan je dus ook expres doen.

Hieraan verwant is de dubitatio, oftewel de aarzeling, ook zo’n mooi stijlfiguur. De spreker doet alsof hij moet kiezen tussen diverse mogelijkheden. En als hij dan uiteindelijk kiest voor één mogelijkheid, heeft hij ondertussen, door alle mogelijkheden te hebben genoemd, de complexiteit van de situatie beklemtoond. Of je stelt een overleggende, aarzelende of vertwijfelde vraag. Zo kan je een slag om de arm houden, of de beslissing aan je publiek overlaten, of medelijden oproepen als alle opties slecht zijn. Zo kan ik mijzelf bijvoorbeeld afvragen “Hoe moet ik dit stuk nu eindigen?”

Stijlfiguren maken onze teksten overtuigender, levendiger, interessanter voor je publiek. Als de kers op de taart, de krenten in de pap, de puntjes op de i. En daarmee is het vooral ook leuker voor jou als spreker of schrijver.

Pepijn Vemer

Categorieën
blog Vijf Wijsheden GR2026

De pers is niet je vriend

Wijsheid 3

Wijsheden voor de komende raadsperiode

Wat moet je als beginnend wethouder weten van omgaan met de pers? Wij kunnen dat van twee kanten belichten, heel handig. Pepijn was wethouder, Geert-Jan journalist bij een regionale zender.

Bestuurders willen vaak de controle houden over berichtgeving, maar dat kan niet. Onjuiste, onterechte en onwenselijke berichten in de media kun je als wethouder niet verbieden. En dat is maar goed ook, want een vrije samenleving kan niet zonder vrije pers.

De belangrijkste les is: zeg geen dingen waar je spijt van krijgt. De boodschap die je in de media wilt krijgen moet al uitgekristalliseerd zijn. Voorbereiding is dus fundamenteel, en uit de heup schieten is taboe.

Maar eerst een blokje strategische empathie. Wat wil de journalist, wat heeft hij of zij nodig? Als je dat weet kun je een productieve relatie ontwikkelen.

Journalisten willen verhalen schrijven die gelezen worden. Lezers, kijkers, luisteraars informeren. De macht (dat ben jij, ook al voelt het wel eens anders) controleren. En natuurlijk als professional en mens serieus genomen worden.

En wat ze nodig hebben is een verhaal, niet jouw overtuiging. Lever heldere, citeerbare, eerlijke teksten. Geef de journalist een verhaal dat klopt, in plaats van procestaal die ze zelf gaan vertalen. Ze houden ook ontzettend van een goede quote. Als je er een beetje in traint, dan weet je al wat de quote gaat worden, door de manier waarop je het zegt.

Een leuk, onschuldig voorbeeld lazen we onlangs in de NRC: een artikel over soloreizigers had als kop “Ik dacht dat het geflikflooi zou zijn, maar dat was het niet”. Op het moment dat iemand een prachtig woord als “geflikflooi” gebruikt met een bepaalde lading is het geheid al de kop.

Een paar praktische tips.

Het eerste dat je doet als een journalist je belt is het stellen van twee vragen. Ten eerste: “waar gaat het precies over?” en meteen daarna “wanneer moet je mijn antwoord hebben?” Een goede journalist heeft nooit jouw antwoord meteen nodig. Als dat wel zo is zijn ze zelf te laat begonnen. En jij laat je niet onder druk zetten. Dus je stelt deze vragen, bedankt hartelijk voor de informatie, hangt op met een vriendelijk “ik kom op tijd terug op de lijn, maar nu eerst wat ander werk afmaken” en daarna ga je jezelf voorbereiden. Goed voorbereiden. En de journalist dan ruim op tijd terugbellen.

Bouw vooral een relatie op met een journalist, want ook al heb je andere doelen, je wilt beiden verhalen naar buiten brengen. Dan is het handig als je elkaar makkelijk kunt vinden. Die relatie mag vriendelijk zijn, maar ga er nooit van uit dat je ze in vertrouwen kunt nemen. Want dan komt hun echte motivatie naar voren: een goed verhaal. En dat is belangrijker dan een bevriende relatie met een wethouder.

Onthoud ook dat je nooit spreekt met de journalist, je spreekt altijd met de lezer, kijker en luisteraar via de journalist. Dat kan je snel vergeten, zoals Jan Peter Balkenende in 2010 op een gênante manier deed. Je beantwoordt de vraag van de journalist zo goed mogelijk, niet omdat de journalist je die stelt, maar omdat je daarmee jouw verhaal, jouw waarden en jouw boodschap met het brede publiek kan delen.

Een journalist zal zijn of haar verhaal niet enkel baseren op wat jij zegt. Een goede journalist vraagt door, en heeft precies door waar de spannende, moeilijke en gevoelige punten liggen. Ook hier is voorbereiding van groot belang: onderzoek vooraf de zwakheden van je eigen verhaal en formuleer daar al een antwoord op. Want als een journalist de zwakke punten kan vinden, kun jij dat zeker. Blijf in je antwoord altijd bij je eigen waarden en focus je op je ethos-mentaliteit.

En als laatste: vertrouw op de mensen om je heen. Een gemeente heeft niet voor niets een afdeling communicatie. Die kan je helpen om je boodschap te ordenen. En dat allemaal zonder jezelf, en wat jij belangrijk vindt, te verliezen.


Deze post is onderdeel van de reeks Wijsheden voor de komende raadsperiode, communicatie en ethisch leiderschap voor wethouders

Goed voorbereiden op je wethouderschap?
Kom op 23 of 25 september naar ons Atelier “Versterk je Politieke Impact”, speciaal voor wethouderskandidaten.
Opgeven via info@retorischleiderschap.nl.
De kosten van € 395 worden voor huidige raadsleden vaak vergoed vanuit het fractiebudget. Neem daarvoor contact op met je griffier.

Categorieën
blog

Je publiek weet minder dan je denkt – maar jij ook

Je hebt het vast wel eens meegemaakt: iemand staat op een podium, vertelt met veel plezier en energie een verhaal, maar toch komt het niet bij het publiek aan. Er kunnen veel redenen zijn waarom dat gebeurt. Jargon, te snel of te slordig spreken, mompelen – roep maar.

Maar wat ook vaak een reden kan zijn is dat de spreker te hard voor het publiek uit loopt. En vervolgens niet ziet dat het publiek strompelt en struikelt in de pogingen om de spreker te volgen.

Als spreker heb je een enorme denkvoorsprong. Minimaal de tijd dat je bezig bent geweest met het voorbereiden van je verhaal. Maar als publiek mag je hopen dat er weken, maanden of jaren aan onderzoek en ervaring achter de presentatie zit. Dan zijn allemaal termen, logische gevolgtrekkingen en basisgedachten voor de spreker heel logisch. Voor het publiek, dat de spreker en het onderwerp net heeft leren kennen, is dat een stuk minder logisch.

De andere kant van de medaille is dat de spreker, hoe goed die zich ook heeft voorbereid, ook niet alles weet. Een presentatie bij een academisch congres? Daar kunnen ook nieuwe onderzoekers tussen zitten die nog niet alle termen kennen. Een volstrekt logische oplossing voor een overduidelijk probleem? Wie zegt jou dat je hele publiek het probleem ook ziet? Misschien loopt jouw logische oplossing tegen ideologische bezwaren waar jij blind voor bent.

Hoe voorkom je dat jij niet deze valkuil in duikt?

Ik vat het zelf nog wel eens oneerbiedig samen als “behandel je publiek alsof het dom is – maar laat het ze niet merken.” Niet door op ze neer te kijken, maar door te bedenken dat je meer (veel meer) moet uitleggen dan je misschien verwacht. Onthoud: jij hebt een denkvoorsprong. Het is jouw onderwerp en hebt dus alle kennis. Je bent misschien al dagen bezig met het voorbereiden van je presentatie en hebt dus het hele verhaal in je hoofd.

Maar als je het uitspreekt, dan is dat de allereerste keer dat je publiek het hoort. Het kan zelfs gebeuren dat dit het eerste moment is dat ze er überhaupt over nadenken. In de meeste gevallen is dat niet erg, want daar zijn wij mensen voor gemaakt: signaal ontvangen en signaal verwerken.

Maar als de boodschap al iets moeilijker wordt, dan kost het je publiek ook tijd om het te verwerken.

In de praktijk betekent dit een paar dingen. Ten eerste moet je zorgen dat je meer termen moet uitleggen dan je vooraf had bedacht. Het gaat daarbij verder dan een jargon. In beleidsvoorstellen zijn veel termen gemeengoed, maar als je die al moet gebruiken is het belangrijk nog even te herhalen wat we er precies onder verstaan. Al is het maar omdat het schokkend vaak voorkomt dat dezelfde term iets anders betekent. En dan laat je het publiek in verwarring achter.

In een academische setting is het gebruik om altijd termen en terminologie vooraf te benoemen, en ik zou er wel voorstander van zijn om dat ook in andere presentaties te doen. Als je tenminste echt niet om het lastig taalgebruik heen kan. Want als je een makkelijkere term kunt gebruiken, heeft dat natuurlijk altijd de voorkeur.

Zorg ook dat je logische stappen ook daadwerkelijk uitlegt. Ik ken vrij veel mensen in mijn omgeving die razend slim zijn, en daarom de neiging hebben stappen te zetten die niet te volgen zijn voor het publiek. Ze slaan tussenstappen over, benoemen niet welke aannames er zijn, en raken daarom hun publiek kwijt als ze proberen hun ideeën uit te leggen.

Houd goed contact met je publiek voor signalen dat je ze kwijt bent. In een kleinere zaal, waar je individueel contact kunt maken met je publiek, kun je af en toe je vragen of ze je nog steeds volgen. In een grotere zaal is dat misschien wat moeilijker, maar het kan wel. En als je het contact kwijt bent, leg de oorzaak en de oplossing bij jezelf, niet bij je publiek. Nooit bij je publiek.

En als laatste tip: vertraag. Geef je publiek de tijd om de passen die jij voor ze uitloopt in te halen. Als je publiek continu achter je aan moet rennen is er een te grote kans dat er iemand struikelt of de weg kwijt raakt. Een goedgeplaatste pauze geeft niet alleen rust aan je uitstraling en aan je presentatie, maar het geeft ook je publiek de kans om jouw briljante gedachten te verwerken. Het been bij te trekken. Om daarna met jou de volgende stap te nemen.

Zo maar termen verder uitleggen kan helaas niet zo maar. Dat heeft wat meer tekst nodig. Het kan namelijk belerend overkomen voor een publiek van experts, als basale termen zomaar alsnog worden uitgelegd. Zelfs al doe je het voor het juiste doel, namelijk om ook de nieuwste aanwezigen of de leken zoals pers te helpen je verhaal te volgen.

Een zin die ik zelf wel eens heb gebruikt is “De meesten zullen het hier al weten, maar een korte herhaling kan geen kwaad.”

Dit verklaart ook het gebruik van “Zoals jullie wel weten…” en het dan toch vertellen. Meestal onbewust, maar je kunt het ook bewust doen.

Een goed voorbeeld van zorgen dat je publiek moeilijke uitleg kan volgen? Luister naar de briljante Alie Ward, die in haar podcast serie Ologies diverse Ologists aan het woord laat om over hun vakgebied te praten. Zeven jaar geleden begonnen met vulkanologie (vulkanen) en primatologie (primaten en apen), had ze deze week een dubbel aflevering tempestologie (orkanen). Zij gebruikt daarvoor een leuk stijlfiguur: ze doet zich minder slim voor dan ze echt is en kan daarom alle vragen stellen die je als publiek nodig hebt, en legt extra uit in terzijdes.

Dubbel tip: de aflevering over agnotologie (onwetendheid).

Geef dus altijd je publiek de tijd om met je op te lopen naar je conclusie. Er is niemand die er iets aan heeft als je vooruit blijft rennen, zonder achterom te kijken.

Pepijn Vemer